Petrus Wellens (1798 – na 1857) was als drukker werkzaam bij Le Tellier te Lier. Na de overname van Telliers prentfonds trad Wellens bij Brepols in dienst en ontwikkelde zich tot houtsnijder. Een jaar nadat Glenisson zijn oom had verlaten en een eigen prentfonds begon, verliet ook Wellens zijn werkgever en stichtte in 1834 met Pieter Jozef Delhuvenne (1806-1853) een drukkerij in Den houten haspel op de hoek van de Sint Anthoniusstraat en de Parkstraat.
Delhuvenne kwam uit een gegoede familie en werkte als boekbinder. Hij was de financier van het bedrijf, maar ook eigenaar van het gebouw en de drukkerij met alle materialen en gereedschappen. Delhuvenne had ook de leiding, terwijl Wellens slechts in naam medevennoot was en meer als werknemer voor de drukkerij fungeerde die evenals Delhuvennes zonen in het bedrijf op weekloon werkte. Natuurlijk was voormalig werkgever Brepols niet blij met nog een concurrent in Turnhout die dezelfde markt ging bedienen en hij eiste schadevergoeding van Wellens. Of hij die ook heeft gekregen is niet duidelijk, maar evenals na het vertrek van Glenisson probeerde Brepols bij zijn afnemers de nieuwe concurrent te dwarsbomen. In correspondentie beweerde hij dat zijn concurrenten slechts ‘vodden’ leverden en in het geheel geen bedreiging vormden voor zijn zaak.
"Hoe het nu met zijn fabriek van gekleurde papieren en mannekens mag zijn laten we u zelfs oordelen,... Vodden willen wij aen niemand leveren zoo als onze concurrenten altijd gedaen hebben en nog doen"
Brepols & Dierckx zoon,
brief aan Wwe Decaluwe,
24 november 1847
De firma Wellens, Delhuvenne & Co. drukte kerkboeken, speelkaarten, sierpapier en kinderprenten en verkochten hun producten via wederverkopers en in hun papierwinkel in de Warandestraat te Turnhout. In navolging van Brepols begon ze ook een weekblad: De Kempenaer. De samenwerking werd in 1842 verbroken en Wellens en Delhuvenne gingen ieder voor zich verder als drukker.
Het prentfonds van Wellens en Delhuvenne was niet erg omvangrijk maar wel tamelijk succesvol en kreeg ook in Noord-Nederland ruime verspreiding via een netwerk van wederverkopers. Voor hun prenten werden nieuwe blokken gesneden, waarschijnlijk door Petrus Wellens zelf, met de traditionele onderwerpen voor kinderprenten. Op hun prenten zien we veel bekende voorstellingen want veel houtsneden werden gekopieerd naar prenten van Brepols, Hoffers, Wendel, Rynders en Gangel. In tegenstelling tot andere prentdrukkers hebben Wellens en Delhuvenne geen houtblokken van andere drukkers overgenomen. De omvang van het prentfonds bij het verbreken van de samenwerking is niet bekend. Van veel nummers zijn alleen prenten zonder drukkerskenmerk of adres bekend, maar nummer 65 is de hoogste genummerde prent die met zekerheid aan Wellens, Delhuvenne & Co. kan worden toegeschreven. Prenten met hogere nummers zijn waarschijnlijk na de splitsing door Delhuvenne op de markt gebracht.
Delhuvenne behield als eigenaar van het bedrijf vrijwel zeker alle drukblokken en hij bleef drukker-uitgever van De Kempenaer. Hij breidde het prentfonds uit tot een kleine honderd nummers en bleef als drukker actief tot zijn dood in 1853, waarna zijn vrouw De Kempenaar voortzette tot ze na drie jaar hertrouwde. Van de weduwe Delhuvenne zijn geen mannekensbladen bekend. Zij verkocht De Kempenaer en de drukkerij die aan een tiental mensen werk bood aan M. Splichal-Roosen, ook een drukker van Brepols die voor zichzelf begon. Deze had geen interesse in de prenten en de houtblokken werden verkocht aan Glenisson & Van Genechten.
Petrus Wellens bleef nog enkele jaren als houtsnijder, drukker en als handelaar en producent van sierpapier in Turnhout werkzaam, maar slaagde er niet in een bloeiend bedrijf op te bouwen. in 1849 verhuisde het gezin Wellens naar
’s-Hertogenbosch waar Petrus in dienst trad van de papierhandel en boek- en prentdrukkerij Lutkie & Cranenburg. in 1855 verhuisde het gezin terug naar Turnhout waar Wellens zich als papierkleurder vestigde. Twee jaar later verhuisde het gezin alweer, nu naar Brussel. Van enige activiteit als papierkleurder of houtsnijder aldaar is niets bekend.
Wellens was als houtsnijder productiever dan als drukker van mannekensbladen. Er is van hem slechts een prent bekend met nummer 5 en het adres ‘Gedrukt by P.F. Wellens, Turnhout’. De prent met vijftien afbeeldingen van ambulante verkopers en leurders is gekopieerd naar prent nr. 21. uit het fonds Wellens, Delhuvenne & Co. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat Wellens de houtblokken voor deze prent opnieuw heeft gesneden en voor nog wel meer prenten omdat de prent het nummer 5 draagt. Hij heeft in Turnhout kennelijk een eigen prentfonds trachten op te bouwen, maar zonder succes. Hoewel de bewijzen voor zo’n prentfonds ontbreken, is het niet waarschijnlijk dat Wellens alleen een prent met nummer 5 heeft uitgegeven. De andere prenten kunnen door een geringe oplage en slechte verspreiding alle verloren zijn gegaan. Wellens was in die tijd als houtsnijder actief want ook voor Glenisson & Van Genechten heeft hij – wellicht om den brode – voor enkele prenten de houtblokken gesneden. In ’s-Hertogenbosch bij Lutkie & Cranenburg heeft Wellens eveneens houtblokken voor mannekensbladen gesneden maar doordat slechts enkele prenten gesigneerd zijn, is niet vast te stellen hoe omvangrijk zijn productie als houtsnijder daar is geweest.